“Waar ben jij geweest deze vakantie?” “Ach gewoon, rundum Hause, je kent het wel.” Waar hoor je dat nog tegenwoordig? In ieder geval niet op een doorsnee maandagochtend in september bij het kopieerapparaat. Want ‘rundum Hause’ is passé, als mensen überhaupt al de betekenis van deze uitdrukking nog kennen.
Rundum Hause. Een paar daagjes Zeeland, een dagje naar een attractiepark, een lange wandeling door het bos, cultuur snuiven in een oude stad en lekker klungelen in de tuin. Niet meer van deze tijd. Tegenwoordig vliegen we duizenden kilometer, de jetlag nemen we voor lief, om twee weken in een all-inclusive hotel met kunstmatig zandstrand op een om zes uur ’s ochtends gereserveerd bedje te bakken in de Turkse, Braziliaanse of Thaise zon.
“Wow, Thailand! Hoe was het daar”, klinkt het nu bij de copier. “Prachtig”, is het standaard antwoord. “Mooi hotel, vijf sterren all-inclusive natuurlijk en ik heb nog nooit zo’n parelwit strand gezien!” Uit de kopieermachine rolt een kleurenkopie waarop één plaatje de hele vakantie van de gebruinde vakantieganger weergeeft. Want dat hij zich beperkt heeft tot een leefwereld in een straal van maximaal tweehonderd meter rondom het hotel, staat vast, de jeepsafari uitgezonderd.
Moeten, moeten, moeten
Waarom moeten we zo ver? Met de nadruk op moeten. Want tegenwoordig ‘willen’ we niets meer, we moeten. Aangespoord door de commercie, de buurman of de collega. Moeten, moeten, moeten lijkt het credo. Een vlieger die niet alleen maar opgaat voor de vakantie. Auto’s, televisies, alles moet groter en duurder. Sporten moet ook. Massaal zijn we lid van de sportschool, maar de helft van ons gaat nooit. Maar we moeten.
En ondertussen klagen we maar met zijn allen. Nog zo’n moeter. We moeten klagen. Klagen dat het leven zo duur is geworden, en zo druk. Vind iemand het gek dat ik dat gek vind? En dan komen de salarisonderhandelingen en dan… Juist. Dan moet er geld bij. Koste wat kost. Want de drie vakanties per jaar zijn eerste levensbehoefte geworden. Dat het wat slechter gaat met de economie, dat maakt niet uit. En daar stoor ik me wel een beetje aan. (Overigens stoor ik me ook aan de media, want die trappen ons vooral keihard de recessie in.) We geven geld tegenwoordig twee keer uit. Dat kan ten tijde van hoogconjunctuur. Maar zodra er sprake is van economische stilstand, kan een beetje pas op de plaats geen kwaad. Dat doen wij als ondernemers toch ook? De I van ik komt niet voor in team. We moeten het samen doen, werkgevers en werknemers. Samen zijn we de economie.
Begrijp me niet verkeerd. Ik wil helemaal niemand er van weerhouden drie keer per jaar op vakantie te gaan. Maar voordat we met zijn allen weer gaan klagen dat het allemaal zo duur is, is het misschien een idee om je eens te verdiepen in de cultuur van je eigen land. En niet direct een vliegticket te kopen waarin doorberekend: de vliegtax, de veiligheidstax, de brandstoftax, de luchthaventax.
Het hoeft niet in klederdracht, maar breng eens een bezoek aan Volendam, of één van de andere prachtige historische steden. Vergaap jezelf aan de prachtige kunstwerken in één van onze vele wereldvermaarde musea. Geniet van onze prachtige natuur in de Biesbosch of de Weerribben, Park de Hoge Veluwe of neem de boot naar één van onze eilanden en waan je in een andere wereld. En als iedereen zijn geld in eigen land houdt, is de zogenaamde recessie binnen een mum van tijd voorbij.
( Bron: de stentor)
(geschreven door: Roel Elsman)
(interview met Menno Beker van de firma i-design)